Het klooster van de geschoeide Karmelieten, een bewogen geschiedenis
Het klooster van de geschoeide Karmelieten
De metamorfose van een religieus gebouw: katoenspinnerij, woonsite, kunstenaarsateliers, museum van volkskunde , opslagplaats, cultureel centrum.
De geschiedenis van de Geschoeide Karmelieten in de wijk Patershol begint in 1287. Ze vestigden zich aan de linkeroever van de Plotersgracht en kregen de beschikking over de daar reeds gevestigde refuge van de abdij van Cambron uit Henegouwen. Daar bouwden ze geleidelijk een klooster uit dat zich aanvankelijk situeerde op het terrein tussen de Plotersgracht (waterloop), de Lange Steenstraat en de Vrouwebroersstraat (vroeger Kuiperstraat).
Hun oudste kerk zou dateren uit het begin van de 14de eeuw en beperkte zich tot een éénbeukige zaalkerk.
Geleidelijk vergrootten ze hun klooster waarbij ze, in de 17de eeuw, gronden verwierven gelegen langs de andere oever van de Plotersgracht. Daar bouwden ze in 1658 hun nieuw Ziekenhuis dat aansloot bij het Eerste Pandhof. In de 18de eeuw breidden ze hun klooster verder uit naar het Drongenhof toe met een Tweede Pandhof. In dezelfde eeuw volgde ter hoogte van hun Ziekenhuis een Brouwerijgebouw bovenop de loop van de Plotersgracht. In de Lange Steenstraat werd uiteindelijk in 1753 nog een “Spreekhuis en Nieuwe Sacristie” opgetrokken.
Na eeuwen van een rustig en rimpelloos bestaan, slechts in de zestiende eeuw verstoord door hevige godsdiensttroebelen, werden tijdens de Franse Revolutie in 1795 de bedelorden afgeschaft en de Geschoeide Karmelieten uit hun klooster verdreven. De kloostergebouwen werden door de Fransen openbaar verkocht maar via stromannen door de Karmelietenorde terug aangekocht. Het patersbestand stierf echter uit en de gebouwen kwamen in handen van de kerkfabriek van de parochie Heilig Kerst. De gebouwen verloren definitief hun religieuze functie.
• De Industriële revolutie: een fabriek en een woonsite
In de helft van de 19de eeuw liet de parochie Heilig-Kerst de gewezen kruisgang van het tweede pandhof ombouwen tot duplexwoningen die moesten helpen bij het lenigen van de woningnood die ontstond door de komst van de vele fabrieksarbeiders voor o.a.de textielindustrie. Andere locaties in het klooster werden verhuurd als ateliers en opslagplaatsen. De parochie verkocht de kerk aan industriëlen die er een katoenspinnerij in onderbrachten. Met het afschaffen van de "octrooirechten" aan de stadsgrenzen in 1860 en het vergroten van de spinmachines en weefgetouwen, werden de fabrieken in de binnenstad te klein en verplaatsten ze zich naar de buitenwijken, waar meer ruimte was. Ook de kerk als industrieel pand werd verlaten.
• Ateliers en werkplaatsen
De grote en hoge zalen in het klooster trokken zowel ambachtelijke als artistieke activiteiten aan. Reeds in 1808 troffen we hier de eerste kunstenaarsateliers aan. De neoclassicist Joseph de Couwer opende de reeks, in zijn spoor, in 1813 volgde Jozef Paelinck. Dit was het begin van een lange reeks die liep over o.a. Hippolyte Leroy, George Minne, Jules De Bruyker, Frits Van Den Berghe, Jos Verdegem, Camille Dhavé. In de zestiger en zeventiger jaren van vorige eeuw sloten enkele voortrekkers van de “Nieuwe Roccoco “en de “Gentse Constructivisten” de rij af. Ondanks hun protest, gesteund door heel wat vooraanstaande collega’s , werd het pand onbewoonbaar verklaard, maar ze verkregen tenslotte de garantie dat de bewoning behouden bleef… na restauratie.
• Museum
In 1886 werd de kerk aangekocht door de Stad Gent die er op vraag van een heemkundige vereniging een Museum voor volkskunst in onder bracht. Als dit museum verhuisde naar het “Kinderen Alijn hospitaal” , aan de andere kant van de wijk, werd de kerk tussen 1962 en 1978 een opslagplaats waar o.a.de operadecors een onderkomen vonden
• Woonsite, Provinciaal cultureel centrum en Kunsthal Gent
De kloostergebouwen werden in 1979 doorverkocht aan het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen met het doel het belangrijk historisch erfgoed te renoveren en er een Culturele bestemming aan te geven. Daar, door de aankoop, de woonfunctie van het Tweede Pandhof in gevaar zou komen is in 1980 de kerk, eigendom van de Stad Gent, geruild met het Tweede Pandhof samen met het daarbij horende Nieuwe Spreekhuis en Sacristie. Het Tweede Pandhof is toen als renovatieproject bij het Herwaarderingsgebied Patershol gevoegd, zodat de woonfunctie ervan verzekerd werd. Het Tweede pandhof, eigendom van de stad Gent, telt 34 wooneenheden, verdeeld over het gelijkvloers en een verdieping.
De renovatie van de overige kloostergebouwen, eigendom van de Provincie Oost-Vlaanderen, gebeurt in verschillende fasen. De eerste fase, namelijk de renovatie van het gewezen Ziekenhuis (infirmerie), de vroegere Brouwerij, de bijgebouwen en de tuinaanleg is reeds uitgevoerd. Eveneens de tweede fase, namelijk de kerk, de zgn. Lange Gang en de gebouwen gelegen kant Lange Steenstraat. Deze ruimte heeft door het Provinciebestuur een culturele bestemming gekregen en is daardoor reeds een trekpleister voor het Cultuurminnend publiek.
Momenteel is de derde en laatste fase in uitvoering, n.l. de vleugels aan de kant van de Vrouwebroerstraat, langs de gewezen loop van de Plotersgracht en de vleugel die het eerste en tweede pandhof delen.